Bijzondere muziekstukken en opnames (3)
Der Tot und das Mädchen, Franz Schubert
Toen ik op de middelbare school zat, speelde ik in een orkest. Het fijne van in een orkest spelen, naast de sociale contacten, is het leren kennen van veel muziek. De basis van dit orkest, het Meijerijs Kamer Orkest, waren de strijkers. Later zijn daar blazers aan toegevoegd toen we b.v. de 8e symfonie van Franz Schubert gingen spelen. Jaloers werd ik toen meteen op de celli, want die mochten beginnen met dit prachtige werk.
Een keer dirigeerde de bekende dirigent Lucas Vis zelfs het orkest tijdens een Masterclass en waren wij proefkonijn; gelukkig hebben we het allemaal overleefd.
Ook vormden we met een paar spelers kleine ensembles. Zo speelde ik samen met 4 anderen in een kwintet waar we volgens mij Mozart bewerkingen speelden, en Schubert en Haydn. Op deze manier kreeg je ook weer meer en meer muziek te horen. De naam Schubert bleef hangen. Schubert met zijn mooie kwartetten en zijn oh zo prachtige strijkkwintet in C-majeur. Maar ook Schubert van de vele prachtige liederen.
Matthias Claudius
In 1817 publiceerde Schubert op een tekst van Matthias Claudius een prachtig lied:
Das Mädchen:
Vorüber! ach, vorüber!
Geh, wilder Knochenmann!
Ich bin noch jung, geh Lieber!
Und rühre mich nicht an.
Der Tod:
Gib deine Hand, du schön und zart Gebild!
Bin Freund, und komme nicht zu strafen.
Sei gutes Muts! Ich bin nicht wild,
Sollst sanft in meinen Armen schlafen!
Beeldende kunst als inspiratiebron
In de (beeldende) kunst is de thematiek van De Dood en het meisje al erg oud. In de Renaissance was men daar al mee bezig getuige het schilderij van Hans Baldung Grien uit 1517. En in de Romantiek ook weer een geliefd onderwerp, de Dood.
Het meisje, bang van de Dood wil niet mee. De Dood, wil haar juist laten zien dat hij een vriend is, en dat ze rustig in zijn armen kan slapen.
Schubert laat op prachtige wijze de onrust en angst horen van het meisje, en daarna, als de Dood aan het woord is, de troostende rust.
Een erg mooie versie van dit lied (met een slotnoot een lage D in plaats van deze ’n octaaf, 8 tonen, hoger te zingen) is die van Jessye Norman.
Jaren later sprak ik met mijn schoonvader, Willem Wilmink, nog weleens over die orkesttijd, maar vooral over de mooie muziek van Schubert. Samen vonden we van Schubert “Der Tod und das Mädchen” toch wel heel erg mooi.
Schubert, 1824
‘Elke avond wanneer ik ga slapen, hoop ik dat ik nooit meer wakker hoef te worden en de ochtenden dienen alleen maar om de misère van de vorige dag in herinnering te roepen’.
Schubert, een componist uit de Romantiek, uitte deze woorden in 1824. (Hij leed toen al een paar jaar aan syfilis). De Dood was een “hot” in die tijd. Niet afschrikwekkend, maar verlossend, het einde van aardse beslommering.